-
1 terugkeren
1 [teruggaan] return ⇒ come/go back♦voorbeelden:naar huis terugkeren • return homede rust keerde terug • peace returned againjaarlijks/elk uur/maandelijks terugkerend • (recurring) yearly/hourly/monthly -
2 naar de bron terugkeren
naar de bron terugkeren -
3 naar huis terugkeren
naar huis terugkeren -
4 naar huis terugkeren
naar huis terugkerenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > naar huis terugkeren
-
5 terugkeren
1 [teruggaan] retourner2 [wederom aanwezig zijn] revenir♦voorbeelden:de lente is teruggekeerd • le printemps est revenu -
6 naar de haardstede terugkeren
прил.общ. возвращаться домой, возвращаться к домашнему очагу -
7 returning to one's roots
terugkeren naar de wortels, terugkeer naar de bron -
8 return to normal duties
terugkeren naar normale gang van zaken -
9 rejoindre
rejoindre [rəzĵwẽdr]1 zich voegen bij ⇒ terugkeren naar, uitkomen op, bij3 inhalen♦voorbeelden:1 elkaar (weer) ontmoeten ⇒ samenkomen, bij elkaar komen1. v3) inhalen2. se rejoindrev -
10 revoir
revoir1 [rəvwaar]〈m.〉♦voorbeelden:dire au revoir de la main • gedag wuiven————————revoir2 [rəvwaar]1 weerzien ⇒ terugzien, opnieuw bekijken♦voorbeelden:1 elkaar, zichzelf terugzienv1) weerzien2) herzien3) nakijken, repeteren -
11 revenir
revenir [rəvnier]1 terugkomen (in, uit, op) ⇒ terugkeren (naar), opnieuw plaatsvinden2 terugkomen (op) ⇒ zijn mening herzien, terugkomen (van)3 terugkomen (bij) ⇒ te binnen schieten, invallen5 toekomen (aan) ⇒ ten deel vallen, ten goede komen (aan)9 spoken♦voorbeelden:revenir à soi • (weer) bijkomenrevenir à ses études • zijn studie weer opvattenrevenir de l'école • uit school komenje reviens de le voir • ik heb hem zojuist gezienrevenir d' une erreur • van een dwaling terugkomenêtre revenu de tout • van alles zijn bekomst hebbenrevenir de loin • oog in oog met de dood gestaan hebben, ver heen geweest zijnrevenir de ses craintes • zijn angsten te boven komenje n'en reviens pas de voir ses progrès • ik ben stomverbaasd over zijn vorderingen→ chargev1) terugkomen, terugkeren6) kosten8) bevallen -
12 reposition
n. terugkeer (naar vroegere situatie)--------v. terugkeren (naar vroegere situatie) -
13 run back
run backII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
14 tag up
-
15 tag
n. label (ook in computers); etiket, plakkertje; uitdrukking; krul; (in computers) label--------v. aanhechten, aanhangen, vastknopen, vastbinden; etiketteren, meelopen, volgentag1[ tæg]4 flard ⇒ rafel, los uiteinde————————tag2〈 tagged〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 every item was nicely tagged • elk artikel was keurig geëtiketteerd/van een prijskaartje voorzien -
16 reconvert
v. terugkeren naar het oude -
17 the Mormon Church
mormonenkerk (kerk van de mormonensekte die terugkeren naar naleving van eenvoudig Christendom) -
18 regagner
regagner [rəgaanjee]〈 werkwoord〉1 terugwinnen ⇒ herwinnen, terugkrijgen♦voorbeelden:regagner du terrain • weer veld winnenv1) terugwinnen, herwinnen -
19 refluer
-
20 homing
adj. instinct om eigen huis terug te vinden (bijen, duiven), naar huis terugkerenhoming1[ hooming] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————homing2♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Эль-Кабир, Мустафа — Мустафа Эль Кабир … Википедия